In je antwoord op V#332, citeer je twee passages uit het Tekstboek van Een cursus in wonderen om aan te tonen dat de wet van het karma niet bestaat, omdat gedachten en handelingen uit het verleden in deze illusoire wereld van tijd en ruimte met het eeuwige heden geen verband houden. Hoe past dit dan in een andere vaak geciteerde passage uit het begin van het Tekstboek: “Ik heb al te kennen gegeven dat je mij niet kunt vragen jou van je angst te bevrijden. Ik weet dat die niet bestaat, maar jij niet. Als ik tussen jouw gedachten en hun uitwerking zou komen, zou ik tornen aan een elementaire wet van oorzaak en gevolg, de meest fundamentele wet die er is” (T2.VII.1:2-4).
Antwoord: Sinds jij je vraag hebt ingediend, zijn er in V#514(i) en V#577 al een paar antwoorden over dit thema gegeven (zie ook V#363 ). Maar we zullen jouw specifieke vraag hier in het kort beantwoorden en dan kun je voor verdere uitleg naar de andere antwoorden kijken.
De hoofdgedachte is het tijdsaspect van karma dat onlosmakelijk verbonden is met zijn wet van oorzaak en gevolg. De Cursus ontkent niet dat er in de denkgeest, buiten tijd en ruimte, een wet van oorzaak en gevolg is. In feite is zijn hele onderricht over vergeving, met de tegenstelling tussen de keuze voor het ego of voor de Heilige Geest, gebaseerd op het uitgangspunt dat elke beslissing heel verschillende gevolgen heeft (T8.I.5:1-2). De Cursus verschilt hierin van de wereldse wet van het karma, dat hij stelt dat oorzaak en gevolg gelijktijdig in de denkgeest plaatsvinden (WdI.19.1:4) en geen tijd nodig hebben om zich in de wereld te ontvouwen. In feite werd de wereld door het ego gemaakt om een ogenschijnlijke vertraging in te lassen tussen onze gedachten en de gevolgen ervan, maar dat is louter een misleiding om ons ervan te overtuigen dat tijd, ruimte en de afscheiding werkelijk zijn.
In de passage die jij citeert, legt Jezus de nadruk op dit punt: dat we verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van onze beslissingen in onze denkgeest en hij zou ingaan tegen alles wat de Cursus onderwijst, als hij tussenbeide zou komen in onze denkgeest en de angst zou wegnemen die het onmiddellijke resultaat is van onze keuze voor het ego. Jezus verwijst naar niets dat in de wereld, waar de wet van het karma werkzaam is, gebeurt, omdat de wereld in zijn visie niet werkelijk is (WdI.155.2:1).