Als je eenmaal aan de voorwaarden voor een wonder hebt voldaan en de staat van wonderbereidheid en van vereniging met God bereikt, betekent dat dan dat het wonder is gebeurd en het slechts een kwestie van tijd is? Is het mogelijk om het weer teniet te doen?
Antwoord: De voorwaarden om een wonder te laten gebeuren, beginnen met het besef dat onze belangen niet afzonderlijk zijn van die van onze broeders of zusters (H1.1:2). Het ervaren van deze verbinding is een zwakke afspiegeling van onze ware werkelijkheid, één met God, buiten de wereld van tijd en ruimte en lichamen. Elke blijvende ervaring van vereniging met God, zo zegt de Cursus ons, is zo zeldzaam in deze wereld “dat het niet als een realistisch doel kan worden beschouwd” (H26.3:4).
Door steeds weer in te zien dat we onze belangen delen, zullen we beginnen te begrijpen dat niet de wereld, maar onze eigen denkgeest de bron is van heel ons ongelukkig zijn, en dus is hij ook de bron van alle geluk. Dit inzicht brengt een toestand van wonderbereidheid voort waar we in de loop der tijd steeds gemakkelijker toegang toe hebben, omdat we steeds meer bereid zijn onze aandacht te verplaatsen van de buitenwereld naar de beslissing in onze denkgeest om te kiezen tussen het ego en de Heilige Geest. Dat proces voltrekt zich in de tijd want, met de woorden van Een cursus in wonderen zelf, “Het wonder doet je niet ontwaken, maar laat jou alleen zien wie de dromer is. Het leert jou dat zolang je nog slaapt er een keuze aan dromen is, afhankelijk van de bedoeling van je dromen. Wens je dromen van genezing, of dromen van de dood?” (T28.II.4:2-4).
Er is een niveau waarop het waar is dat, als we eenmaal voor het wonder hebben gekozen, geen andere keuze gemaakt hoeft te worden. Maar dit zal niet onze ervaring zijn, omdat we schijnen te aarzelen tussen een juiste en een onjuiste gerichtheid-van-denken, zolang het volledig loslaten van onze vereenzelviging met het illusoire ego te beangstigend blijft.
Wanneer we het wonder eenmaal hebben ervaren, kunnen we het niet teniet doen. Maar we kunnen het vergeten als we toelaten dat onze aandacht terugkeert naar de schijnbare zorgen van de wereld en ons illusoire zelf, en we ons bezighouden met oordelen en aanvallen omdat we onze belangen nu als afzonderlijk van die van ieder ander waarnemen. In de context van het heilig ogenblik – een andere term voor het wonder – legt Jezus uit: “De ervaring van een ogenblik [het wonder], hoe onweerstaanbaar dat ook mag zijn, wordt makkelijk vergeten als je de tijd toelaat zich erover te sluiten…. Het ogenblik blijft. Maar waar ben jij? … Jouw broeder aanvallen betekent niet het ogenblik verliezen, maar het in zijn uitwerking vleugellam maken. Jij hebt het heilig ogenblik ontvangen, maar je hebt misschien een toestand tot stand gebracht waarin je het niet benutten kunt. Bijgevolg besef je niet dat het nog steeds bij je is. En door jezelf af te snijden van wat het tot uitdrukking brengt, heb jij jezelf de weldaad ervan ontzegd. Je bekrachtigt dit iedere keer dat jij je broeder aanvalt, want de aanval maakt jou onherroepelijk blind voor jezelf. En het is onmogelijk jezelf te verloochenen, en tevens in te zien wat door jou gegeven en ontvangen is” (T17.V.12:1,3-4,6;13:1-5).