Het antwoord op V#324 bevat een zin over een aspect van Een cursus in wonderen dat me nog steeds ontgaat: “Het zijn nooit de uiterlijke omstandigheden die ons verlies van vrede veroorzaken”. Om de een of andere reden kan ik deze gedachte maar niet vatten. Zij lijkt te zeggen dat als ik m’n been breek, mijn pijn niet door het gebroken been veroorzaakt wordt, of als iemand in de flat boven me heel erg hard echt ordinaire muziek draait en me daar gek mee maakt, dan is het niet wat die mensen doen dat mij van streek maakt. Hoe bekijk je iets wat vervelend is of verdomd pijn doet, zonder je daar ellendig over te voelen?
Antwoord: De verwarring, die de meeste studenten van de Cursus delen als ze van dit principe kennisnemen, is begrijpelijk. Het niet snappen houdt het ego lekker bezig, en daarom hebben we zoveel moeite het te begrijpen. Maar het is precies wat de Cursus zegt: een gebroken been of mensen die boven je heel hard ordinaire muziek draaien, zijn niet de oorzaak van jouw onvrede of pijn. Misschien ga je een glimp opvangen van de waarheid achter de zin die je aanhaalt als je inziet hoe eenzelfde gebeurtenis in jou verschillende reacties kan opwekken op verschillende tijdstippen (soms raak je bijvoorbeeld niet ontstemd door de harde muziek), of hoe verschillende mensen niet op dezelfde manier reageren op eenzelfde uiterlijke gebeurtenis. Hoe we reageren wordt bepaald door de betekenis die wij aan een gebeurtenis geven, en in het bijzonder de mate waarin we die een persoonlijk tintje geven, maar niet door het gebeuren op zich.
De Cursus zegt, sprekend over woede – maar het principe geldt net zo goed voor elk soort onvrede of pijn: “Het is wellicht nuttig te onthouden dat niemand kwaad kan worden op een feit. Het is altijd een interpretatie die aanleiding geeft tot negatieve emoties, ongeacht hun ogenschijnlijke rechtvaardiging door wat feiten lijken te zijn” (H17.4:1-2). Misschien heb jij je het niet gerealiseerd, maar dit is het principe achter een van de eerste werkboeklessen: “Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk” (WdI.5).
Hoewel deze werkboekles de werkelijke reden voor onze onvrede niet onder woorden brengt, ligt de oorzaak ervan in de beslissing van onze denkgeest onszelf als afgescheiden van liefde te zien, een beslissing die onvermijdelijk schuld met zich meebrengt. Dat is altijd de enige reden waarom we pijn en onvrede ervaren, maar de oorzaak ligt diep begraven in onze onbewuste denkgeest, zodat we ons er niet van bewust zijn. Dat geheugenverlies is een belangrijk aspect van de strategie van het ego, want dan kunnen we de verborgen schuld projecteren op iets of iemand, schijnbaar buiten onszelf. Vervolgens houden we dit iets of deze iemand verantwoordelijk voor hoe wij ons voelen. Als we werkelijk wisten dat we hiervoor kiezen, zouden we het niet lang doen. Want dan zou het duidelijk worden dat hoe wij ons voelen niets te maken heeft met iemand anders noch met wat er met ons lichaam lijkt te gebeuren.
Een van de duidelijkste uitspraken over deze relatie tussen onze schuld en hoe we ons voelen, is te vinden in de volgende passage in het Tekstboek: “Ooit was jij je niet bewust van wat in werkelijkheid de oorzaak moet zijn van alles wat de wereld jou ongenood en ongevraagd leek op te dringen. Van één ding was je zeker: van al de vele oorzaken die jij zag als brengers van pijn en lijden voor jou, was jouw schuld er niet een van. En evenmin heb jij er op enige wijze voor jezelf om verzocht. Zo ontstonden alle illusies” (T27.VII.7:3-6).
Het is de uitdagende taak van Jezus ons te helpen de verkeerde associaties ongedaan te maken die wij in onze denkgeest hebben opgebouwd tussen wat buiten ons lijkt te gebeuren en hoe we ons voelen. Dit is de essentie van vergeving, wanneer wij ons oordeel over en veroordeling van anderen loslaten en gaan aanvaarden dat wij de enigen zijn die onszelf van onze innerlijke vrede kunnen beroven.
Dit betekent het aanvaarden van verantwoordelijkheid voor hoe we ons voelen en het niet elders leggen van schuld – een moeilijke erkenning zolang we met ons ego vereenzelvigd blijven. Maar tevens voorziet het in de uitweg uit onze pijn en ellende. Want nu hoeft niemand en niets te veranderen. We hoeven alleen van gedachten te veranderen en een andere Leraar te aanvaarden die onze ervaring voor ons interpreteert. Zoals in de paragraaf uit het Handboek waaruit we eerder citeerden staat: “Als woede [of pijn] voortkomt uit een interpretatie en niet uit een feit, is die nooit gerechtvaardigd. Zodra dit begrepen wordt – al is het maar vaag –, dan staat de weg open. Nu is het mogelijk de volgende stap te zetten. Eindelijk kan de interpretatie gewijzigd worden” (H17.8:6-9). Daarom hebben we een Leraar nodig, Die ons leert op een andere manier naar onze omstandigheden te kijken, zolang wij zo veel tijd en aandacht geven aan het beschuldigen van anderen.
Dus als na verloop van tijd onze identificatie verschuift van ons lichaam naar onze denkgeest, door het beoefenen van vergeving, dan is het zelfs mogelijk een been te breken en niet alleen niet van streek te raken, maar zelfs geen pijn te voelen. Want dan hebben we de verdediging tegen de schuld in onze denkgeest, waarvoor het lichaam werd gemaakt, niet langer nodig. Dit ligt ten grondslag aan het krachtige onderricht van Jezus in “De boodschap van de kruisiging” (T6.I.3-5), waar hij benadrukt: “ Een gewelddaad kan per slot alleen tegen het lichaam worden gericht” maar: “Als jij met woede reageert, moet dit wel betekenen dat je jezelf gelijkstelt aan het vernietigbare [het lichaam] en dat je jezelf dus op een waanzinnige manier bekijkt” (T6.4:1,7). Hier leidt het onderricht ons, met de hulp van Jezus, uiteindelijk naartoe. Zoals hij ons in herinnering brengt: “Ik heb volkomen duidelijk gemaakt dat ik ben zoals jij en jij bent zoals ik, maar onze fundamentele gelijkheid kan alleen via een gezamenlijke beslissing worden gedemonstreerd” (T6.I.5:1).
[Zie ook: V#780 ]