Onlangs heeft een vriend van me iets gedaan waardoor ik mij erg gekwetst voel. Ik probeer hem te vergeven, maar ik kan het voorval maar niet vergeten. Ik heb dus de paragraaf in het Werkboek opgezocht die begint met “Wat is vergeving” om een oplossing te vinden. Ik raakte niet voorbij de eerste zin: “Vergeving ziet in dat wat jij dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, niet heeft plaatsgevonden.” Kunt je alstublieft uitleggen wat bedoeld wordt met ‘nooit heeft plaatsgevonden’ of ‘wat niet gebeurd is’.
Antwoord: Wat er in de vorm ook gebeurd is tussen jou en je vriend, het heeft niet plaats gevonden. Het Werkboek pleit niet voor het ontkennen van wat we in de droom ervaren. Wat je vriend niet heeft gedaan, is jouw vrede weggenomen, of de gevoelens veroorzaakt die jij zou kunnen hebben. Dat kan alleen gebeuren als gevolg van een keuze in de denkgeest tegen de vrede, door ervoor te kiezen te geloven dat de afscheiding werkelijk is. Dat betekent dat het ego als leraar is gekozen en de interpretatie van het ego van wat in de afscheidingsdroom gebeurt, wordt aanvaard. Het egodenksysteem is gebaseerd op de overtuiging dat omstandigheden van buiten de oorzaak zijn van een conflict van binnen. Een cursus in wonderen noemt dat magie en op-z’n-kop-staand denken. Het wonder is daarentegen de erkenning dat niets van buiten enig effect heeft op onze vrede.
Een van de belangrijkste doelen van de Cursus, zo niet het belangrijkste doel, is ons te onderwijzen dat we een denkgeest hebben met de macht om te kiezen. Deze macht om te kiezen is de basis van het principe van oorzaak en gevolg. De zin uit het Werkboek die jij citeert, is een van de vele manieren waarop de Cursus dit principe onderwijst. Jij dacht dat je broeder er de oorzaak van was dat jij in onvrede bent, door je te kwetsen. Dat is niet wat er is gebeurd. Wat er gebeurd is, is dat je vóór de gebeurtenis van buiten met je vriend, een keuze in de denkgeest hebt gemaakt om je met het ego te vereenzelvigen door te geloven dat je een afgescheiden persoon bent in een lichaam, in plaats van een onschuldige Zoon van God die geest is, zoals God jou geschapen heeft. Want daar was je in werkelijkheid. De schuld omwille van die keuze wordt buiten de denkgeest geprojecteerd, in de vorm van reacties op alle situaties die je in onvrede brengen en die je tegenkomt in je relaties en in de wereld.
Wanneer we onze ware identiteit als Zoon van God aanvallen door ons met het ego te vereenzelvigen, kan het niet anders of we worden door alles en iedereen in de droom gekwetst. We worden letterlijk ‘aangevallen’, maar het is onze eigen aanval, zoals Jezus ons in het Tekstboek zegt: “Alle aanval is een aanval op je Zelf. Het kan niet iets anders zijn. Omdat hij ontstaat uit je eigen beslissing om niet te zijn wat jij bent, is het een aanval op je identificatie. Aanval is zodoende de manier waarop jouw identificatie verloren gaat, want als jij aanvalt moet je wel vergeten zijn wat jij bent” (T10.II.5:1-4). Als een keuze in de denkgeest de oorzaak is van hoe wij ons voelen, dan kunnen we niet het slachtoffer zijn van mensen of omstandigheden buiten de denkgeest (WdI.31); we kunnen door niets buiten ons gekwetst worden. Daarom staat er: “Er valt niets te vergeven. Niemand kan de Zoon van God kwetsen” (T14.III.7:5-6). Vergeving begint met de bereidwilligheid dit proces te herkennen en de denkgeest, en niet je broeder, te beschouwen als de ware oorzaak van je leed. Aanvaarden dat je niet gekwetst kunt worden, is de mildheid van vergeving die je jezelf schenkt, en eveneens je vriend.