Het Tekstboek van Een cursus in wonderen spreekt over twee werelden. Of wij in staat zijn de werkelijke wereld te zien, hangt ervan af of we ware visie hebben en hangt ook af van wat we koesteren. Eén wereld zien is mogelijk, omdat we de andere ontkennen. Dat begrijp ik nog. Maar dan gaat het verder met…: “Beide zijn ze niet waar, maar elk van beide zal je even werkelijk toeschijnen als de mate waarin die jou dierbaar is.” Is de werkelijke wereld dan niet waar? Kun je me dat alstublieft uitleggen?
Antwoord: Ach ja, woorden! Ze kunnen zoveel verwarring en onzekerheid scheppen. Er zijn feitelijk twee niveaus waarop je vraag beantwoord kan worden. Deze passage in het bijzonder, waar Jezus zegt: “Beide zijn ze niet waar”, houdt eveneens de impliciete gedachte in dat er maar één van beide waar is, ook al wordt dat niet zo gezegd. Maar zelfs de onechte wereld van het ego zal waar lijken op basis van ons verlangen ernaar. Dit is gelijkaardig aan het onderscheid dat Jezus elders in de Cursus maakt tussen ware en onware waarneming (bijvoorbeeld VvT4.3). De werkelijke wereld is het gevolg van een volkomen genezen waarneming, zodat de denkgeest zich nooit meer laat inpalmen door de misleidingen van het ego. De werkelijke wereld is geen plaats of een wereld met een eigen onafhankelijk bestaan. Het is slechts de correctie voor de verkeerde waarneming van het ego van afscheiding en aanval, die vervangen wordt door de eenduidige waarneming van de Heilige Geest, die inziet dat verschillen geen betekenis hebben.
Laten we nu naar het andere niveau kijken waarop je vraag beantwoord kan worden. Vanuit het perspectief van kennis of de Hemel is alle waarneming – zowel de ware als de onware – tijdelijk en dus illusoir (VvT4.3:2-4; 7:1-2). De werkelijke wereld – het resultaat van ware waarneming – moet dus eveneens tijdelijk en illusoir zijn. Het enige doel ervan is ongedaan maken wat niet werkelijk is. En dus moet ze, alleen al door haar aard – hoewel ze een afspiegeling is van non-dualiteit – in een illusoir dualistisch kader komen. Wanneer haar doel – genezing – eenmaal vervuld is, is er geen noodzaak meer om voort te blijven bestaan.
Aan het einde van het Tekstboek beschrijft een mooie paragraaf – “Het grensgebied” – de werkelijke wereld, haar functie en haar voorbijgaande aard. Twee alinea’s in het bijzonder hebben betrekking op wat we hier bespreken:
Er is een grensgebied van denken dat tussen deze wereld en de Hemel ligt. Het is geen plaats, en wannéér je het bereikt, wordt niet door de tijd bepaald. Hier is de ontmoetingsplaats waar gedachten bijeen worden gebracht, waar tegenstrijdige waarden elkaar ontmoeten en alle illusies naast de waarheid worden neergelegd, waar ze als onwaar worden beoordeeld. Dit grensgebied ligt net aan de andere kant van de Hemelpoort. Hier wordt iedere gedachte gezuiverd en tot totale eenvoud gebracht. Hier wordt de zonde afgewezen, en al wat is in plaats daarvan verwelkomd.
Dit is het eind van de reis. We hebben die aangeduid als de werkelijke wereld. En toch ligt hier een tegenstrijdigheid, in die zin dat de woorden een beperkte werkelijkheid veronderstellen, een gedeeltelijke waarheid, een segment van het universum dat tot waarheid is gemaakt. Dit komt doordat kennis geen aanval op de waarneming onderneemt. Ze worden bijeengebracht, en slechts één gaat verder voorbij de poort waarachter Eenheid is. Verlossing is een grensgebied waar plaats en tijd en keuze nog steeds betekenis hebben, terwijl toch kan worden gezien dat ze tijdelijk zijn, niet op hun plaats, en dat iedere keuze al is gemaakt. (T25.III.2-3).