Een paragraaf in het Tekstboek van Een cursus in wonderen dat me in het bijzonder interesseert, is "De laatste onbeantwoorde vraag" (T21.VII). Kun je de betekenis van deze paragraaf uitleggen?
Antwoord: Het hoofdthema van deze paragraaf is de macht van onze denkgeest om - uiteindelijk - tegen het ego te kiezen. Paragraaf 7 maakt ruimschoots duidelijk dat deze cursus gaat over het veranderen van ons denken, niet van de wereld. Het is een cursus in oorzaak (de keuzes die we in onze denkgeest maken), niet in gevolg (gedrag).
Jezus legt uit dat wanneer we onszelf machteloos of hulpeloos voelen, we getuigenis afleggen van onze ontkenning van onze ware identiteit als Gods Zoon, die nooit machteloos kan zijn. Wanneer deze dissociatie eenmaal in werking is gezet, wordt de authentieke macht van onze denkgeest gevreesd als een "vijand", en een "leger van machtelozen" doemt op om met deze dodelijke dreiging strijd te leveren. Jezus beschrijft uiteraard het strijdtoneel in onze denkgeest, waar we ons niet bewust van zijn, omdat het ego zijn dynamiek van ontkenning en projectie gebruikt. De haat borrelt in ons, maar wordt altijd toegekend aan een of andere vorm van kwaad buiten ons, waardoor we ons gerechtvaardigd voelen om dit dan aan te vallen en te vernietigen. Jezus verwijst ook naar de uiteindelijke nutteloosheid en dwaasheid van de schijnbaar machtige legers in de wereld. We moeten dit systeem in stand houden om een noodlot af te wenden dat zelfs nog erger is: de erkenning dat er geen vijand buiten ons is, en dat wij onszelf machteloos hebben gemaakt door ervoor te kiezen in het denksysteem van afscheiding en zonde te geloven. Dat wil de rede ons vertellen, als we maar bereid zouden zijn die (ons juiste denken) te raadplegen.
De drie vragen in alinea 5 hebben te maken met onze keuze voor een bestaan in deze wereld waarin we het onschuldige slachtoffer lijken te zijn van krachten die we niet onder controle hebben. Ons gevoel machteloos te zijn om iets aan de omstandigheden in ons leven te doen, is doelbewust. Het houdt ons tegen ooit de ware macht van onze denkgeest te ervaren om een andere keuze te maken en onze ontkenning van de waarheid te ontkennen. Vandaar dat de vierde vraag - de laatste onbeantwoorde vraag - de volgende is: "En wil ik zien wat ik heb ontkend omdat het de waarheid is?" (T21.VII.5:14). Wanneer we op de eerste drie vragen bevestigend antwoorden, zeggen we dat we dat we ons denken veranderd hebben en we werkelijk niet langer een slachtoffer van de wereld willen zijn. Maar de laatste vraag confronteert ons met onze beslissing ons schuldig te voelen en de reden waarom we deze schuld in stand houden. Als we die keuze voor schuld niet omdraaien, zullen we de aanwezigheid van liefde blijven ontkennen, en die schuld aanhoudend projecteren. We moeten niet alleen zeggen dat het ontbreken van vrede of geluk niet de fout van de wereld is - het is onze eigen fout - , maar we moeten ook inzien dat de schuld in ons een doelbewuste keuze is om de waarheid van de Verzoening te ontkennen en er dan tegen te kiezen. Zolang we die keuze niet maken, zullen we de hele tijd aarzelen. "Ja" antwoorden op die laatste vraag is "[moet] "niet nee" betekenen"; het is de beslissing dat ik niet langer wil zijn die ik denk te zijn: afgescheiden, uniek, zelfstandig, onafhankelijk, vrij en speciaal. Ik wil mezelf niet langer zien als afgescheiden van de Liefde van God.