Jaren geleden had ik tijdens een periode van een intense spirituele zoektocht, maar nog voor ik kennis maakte met Een cursus in wonderen, een verbazingwekkend realistische droom. Ik stond in een veld en keek naar een zwarte poort in de hemel, die werd opengehouden door twee wezens die ik niet kon zien. Een derde onzichtbare geest spoorde me aan erdoorheen te gaan naar het prachtige licht erachter. Ik herinner me dat ik een intense schrik– doodsangst – ervoer bij het vooruitzicht dat ik op een of andere manier alleen door al die duisternis moest gaan. Ik begreep dat het Jezus was die me zacht maar kordaat wilde overhalen; hij zei me dat anderen me waren voorgegaan en ongekend geluk hadden gevonden, en dat ik dat ook kon, maar dat niemand anders dat voor mij kon doen. Mijn vraag is: had de doodsangst die ik voelde bij de gedachte dat ik voorgoed voorbij die duisternis zou gaan, ermee te maken dat ik ongerust was dat mijn persoonlijkheid vernietigd zou worden? Als dat zo is, kunt u me dan het zelfconcept uitleggen? In les 84 moedigt Jezus ons aan om te zeggen: “Ik zal geen afgoden aanbidden, noch mijn eigen zelfbeeld verheffen en het in de plaats stellen van mijn Zelf”. De Cursus onderwijst dat we in de werkelijke wereld geen persoonlijkheid hebben zoals we ons die nu voorstellen. Kunt u het Zelfconcept uitleggen waarnaar Hij in dit citaat verwijst?

Antwoord: Ten eerste klinkt jouw interpretatie van je droom heel nauwkeurig, ook je opmerking dat de gedachte dat je door de duisternis heen naar het licht moet gaan je angst bezorgt over het verlies van je persoonlijke zelf. Ons ego wil dat we geloven dat we werkelijk bang zijn voor de duisternis – de schijnbaar ondoordringbare wolken van schuld die wij werkelijk hebben gemaakt door te investeren in de gedachte dat de afscheiding een zonde is. Maar dat is de dekmantel voor de werkelijke angst, de angst voor de eenheid.

Het zelf waarmee me ons vereenzelvigen is het valse persoonlijke zelf dat we voor onszelf gemaakt hebben door ons met het illusoire ego te verbinden om te bewijzen dat de afscheiding werkelijk is en we beperkt, nietig en kwetsbaar zijn. Het lichaam dient dit doel heel mooi. Zoals in de paragraaf “Zelfconcept tegenover Zelf” (T31.V) duidelijk wordt, zijn er in feite vele lagen over dit valse zelf. Zoals de Cursus het begrip gebruikt, is ons Zelf onze ware identiteit als Christus, de heilige Zoon van God, die één blijft met de Vader, en niet beroerd of beïnvloed wordt door enige illusoire gedachte van afscheiding, zonde en schuld (WdI.95.12,13; WdI.201.1:3-6). Uiteindelijk zijn zelfs woorden en begrippen zoals deze illusoir, want ze blijven binnen het dualistische kader, maar verwijzen naar iets daarbuiten. Er is geen Zelf dat los van God gedefinieerd kan worden, maar zolang we in een afgescheiden zelf geloven, met al zijn beperkende zelfbeelden, zal het concept van een Zelf, dat uiteindelijk boven alle concepten verheven is, een behulpzame correctie bieden voor de valse overtuigingen waarmee we onszelf ingeperkt hebben.

En dus zijn uitspraken in de Cursus, zoals die van les 84 waar jij naar verwijst, bedoeld om ons te helpen deze valse concepten los te laten of ongedaan te maken, zodat ze eerst vervangen kunnen worden door nuttige concepten (genezen waarneming) voor we alle concepten loslaten en ‘terugkeren’ naar onze werkelijkheid van de eenheid (kennis voorbij alle waarneming).

Aan het einde van “Zelfconcept tegenover Zelf” schetst Jezus behulpzaam het contrast tussen het valse zelf dat wij gemaakt hebben, met al zijn verschillende facetten, en ons ware Zelf, Gods ene schepping, dat boven alle concepten verheven is:

“Het zelfconcept is altijd de voornaamste zorg van de wereld geweest. … Verlossing kan worden gezien als niets meer dan de uitweg uit concepten. … Zoek jouw Zelf niet in symbolen. Er is geen concept mogelijk dat kan staan voor wat jij bent. … En je zult niet zien dat jij alleen met jezelf in wisselwerking kunt staan. … Naargelang je leerproces verdergaat, zul je heel wat zelfconcepten maken. Elk zal de veranderingen in je eigen relaties tonen naargelang jouw waarneming van jezelf veranderd is. Telkens wanneer er een verschuiving plaatsvindt, zal er enige verwarring zijn, maar wees dankbaar dat het leren-in-de-wereld zijn greep op je denkgeest aan het verliezen is. En wees onwankelbaar en blij in het vertrouwen dat die uiteindelijk verdwijnen zal, en jouw denkgeest in vrede laten. … Er zal een tijd komen dat alle beelden hebben afgedaan, en dat jij ziet dat je niet weet wat jij bent. Naar deze onverzegelde en open denkgeest keert de waarheid ongehinderd en ongebonden terug. Waar zelfconcepten terzijde zijn gelegd, wordt de waarheid geopenbaard precies zoals zij is. … Er is geen uitspraak die de wereld meer vreest te horen dan deze: Ik weet niet wat ik ben, en daarom weet ik niet wat ik doe, waar ik ben, of hoe ik de wereld of mijzelf moet bezien. Toch wordt in dit leren verlossing geboren. En Wat jij bent [het Zelf] zal jou over Zichzelf vertellen” (T31.V.14:1,3; 15:1,2,5; 16:1-4; 17:2-4, 6-9).

Wanneer je ervaart dat je in de gelegenheid bent van de duisternis naar het licht te gaan, interpreteert je ego dat als het pad naar zelfvernietiging, want het probeert je ervan te overtuigen dat dit zelf iets betekent. De angst die je hebt ervaren is waar Jezus naar verwijst wanneer hij zegt: “Er is geen uitspraak die de wereld meer vreest te horen”. Zolang we waarde verlenen aan het kleine valse zelf, zijn we van alles bang dat dat zelf zou kunnen verwerpen. En dus zullen we ook de Cursus met tweeslachtigheid en angst tegemoet treden, want het uiteindelijke doel ervan is ons maar één ding te leren, dat in een eenvoudige uitspraak aan het einde van het Werkboek wordt samengevat: “Laat me niet vergeten dat mijn zelf niets is, maar dat mijn Zelf alles is” (WdII.358.1:7).

Miracles in Contact Facebook Page  Miracles in Contact YouTube Page  Miracles in Contact Instagram Pagina