In antwoord op V#265 schreef je: “. . . voor studenten van de Cursus is het belangrijk de stem die Helen Schucman hoorde en als die van Jezus identificeerde, niet te verwarren met de Jezus uit het traditionele Christendom, noch die qua vorm te associëren met enig concreet beeld. De Cursus gebruikt de termen Jezus en Heilige Geest als symbolen die het deel van de denkgeest van het Zoonschap weerspiegelen dat de herinnering van God bevat. Het zijn geen echte personen . . .”

Er lijken hier twee verschillende ‘werkelijkheden’ te zijn, namelijk de uiteindelijke werkelijkheid (die Liefde is), en de schijnbare historische werkelijkheid (die alhoewel illusoir, voor ons een zekere geldigheid lijkt te hebben, wanneer die juist wordt waargenomen). Is er een reden waarom we de ‘stem’ die Helen als Jezus identificeerde, en die Een cursus in wonderen aan haar dicteerde, wél of niét als de stem van de historische Jezus dienen te beschouwen? Als we dat niet doen, wat is dan de relatie tussen deze stem en de historische Jezus?

Antwoord: Hoe graag we dat ook zouden willen, dit is niet eenvoudigweg een zaak van ‘is hij het of is hij het niet?’ Dat is vanwege de compromisloze kijk van de Cursus op de werkelijkheid als non-dualistisch: “een Eenheid die als Eén verbonden is”, en dat kan door ons in onze afgescheiden staat niet begrepen worden (T25.I.7:1). Dit non-dualisme wordt tot uitdrukking gebracht in hoe de Cursus de Hemel definieert: als “een gewaarzijn van volmaakte Eenheid, en het weten dat er niets anders is; niets buiten deze Eenheid, en niets anders daarbinnen” (T18.VI.1:6). Non-dualisme betekent dat geest en materie, denkgeest en lichaam niet beide werkelijk kunnen zijn. Dat zou dualisme zijn. Dus is alle veelvuldigheid illusoir, zowel als ruimte en tijd. Uitspraken die dit contrast tussen werkelijkheid en illusie weergeven zijn wat we in de Cursus Niveau Een noemen.

Vervolgens is de vraag hoe in begrippen te vatten en te spreken over wat voor ons zeker werkelijk lijkt, maar dat niet is. De eerste fase van communicatie zou zijn om onze taal en onze concepten te gebruiken, van individuele personen die in een fysieke wereld leven, en ons dan te leren hoe onze ervaringen hier anders geïnterpreteerd kunnen worden. Dat is Niveau Twee van de Cursus, het deel dat juist- en onjuist gerichte waarneming met elkaar contrasteert. Dit leidt er uiteindelijk toe dat we herkennen dat onze waarneming, die op specifieke dingen is gericht, ernstig vervormd is, en dat alles wat we waarnemen eigenlijk een symbool is. Een symbool van de keus van onze denkgeest voor identificatie met één van twee denksystemen: het ego denksysteem van afscheiding of de correctie van de Heilige Geest hiervan wat het denksysteem van vergeving is. Deze benadering van Een cursus in wonderen wordt expliciet duidelijk gemaakt in Werkboek les 184 “De Naam van God is mijn erfgoed” en in Jezus’ uitspraak dat we symbool en bron niet met elkaar mogen verwarren (T19.IV.C.11:2), om maar twee plaatsen te noemen. Alles als symbolisch beschouwen, onszelf inbegrepen, stelt ons in staat doelgericht in de wereld te functioneren zolang we denken dat die werkelijk is, en tegelijkertijd gericht te zijn op het ons weer bewust zijn van onze ware Identiteit die zich voorbij alle symbolen bevindt. Dat wordt prachtig uitgelegd in drie paragrafen in het Tekstboek: “Aan het lichaam voorbij” (T18.VI), “Voorbij alle symbolen” (T27.III) en “Voorbij alle afgoden” (T30.III).

Hoewel we ons hier gewoonlijk niet van bewust zijn – de oefeningen in het Werkboek helpen ons om ons ervan bewust te worden – kiezen we er altijd voor om de waarheid of te ontkennen, of hulp te vragen om de hindernissen weg te nemen die we opwerpen voor ons bewustzijn van de waarheid. Wanneer we ervoor kiezen deze hindernissen ongedaan te laten maken, laten we dit geleidelijk gebeuren. Dat betekent dat we niet plotseling onze identiteit als individuele personen loslaten en onze identiteit als geest zonder enige reserve aanvaarden. Daarvoor zijn we te angstig. Dus laten we liefde geleidelijk toe, in de mate waarop onze angst dat kan verdragen. Jezus vertelt ons dat de oorsprong van het lichaam het geloof van onze denkgeest in beperkte liefde is: “het werd gemaakt om het onbeperkte te beperken” (T18.VIII.1:3). Daarom zullen we, in de mate waarin we geloven dat onze lichaamsidentiteit onze werkelijke identiteit is, liefde op die manier blijven ervaren. Liefde is abstract en vormloos, maar zolang we denken een individu te zijn zullen we liefde als beperkt waarnemen, of als vorm op de een of andere manier. Dit is niet verkeerd. Het is een belangrijke eerste stap die, als hij overgeslagen werd, tot oponthoud zou leiden. Want hij brengt ons op de juiste ladder met de juiste leraar. Maar het is ook belangrijk te beseffen dat een relatie met de persoon Jezus hebben een stadium is van onze spirituele reis.

Jezus weerspiegelt de vormloze Liefde van God, maar is niet identiek met die Liefde. (De passage uit de Verklaring van termen die wij in de door jou aangehaalde V#265 citeerden, is hier van toepassing.) Als dus mijn identiteit als individu symbool is van het geloof van mijn denkgeest in een werkelijk bestaan buiten God en de Hemel, en mijn denkgeest besluit dat foutieve geloof ongedaan te maken en de waarheid te aanvaarden, dan zal de waarheid gesymboliseerd worden op een manier die zinvol en begrijpelijk is voor mijn denkgeest. Als ik over mezelf denk als een individu, dan heb ik het nodig dat liefde in de vorm van een individu voor mij aanwezig is; anders zou ik haar niet herkennen of in staat zijn me ertoe te verhouden. De Jezus van de Cursus spreekt tot ons op een persoonlijke manier, en hij moedigt ons aan hem in ons leven te aanvaarden, zoals we een oudere en wijzere broer die weet wat het beste voor ons is zouden aanvaarden. En dat behoren we te doen. In feite zegt hij ons: “Als het je helpt, denk dan dat ik jouw hand vasthoud en je leid. En ik verzeker je dat dit geen hersenschim zal zijn.” (WdI.70.9:3-4)

Toch, hoewel hij wordt voorgesteld alsof hij tot ons, individuen, spreekt, maakt hij ons ook duidelijk dat we bezig zijn de ladder op te klimmen, die we door te kiezen voor afscheiding waren afgedaald. De top van de ladder is het overstijgen van individualiteit want in dat stadium hechten we geen waarde meer aan een bestaan afgescheiden van God en van elkaar. We beseffen dat zo’n bestaan de bron was van al onze pijn en conflicten. We realiseren ons dat er werkelijk geen zelf is dat is afgescheiden van andere zelven en van God. We zijn dan geïdentificeerd met liefde, we brengen liefde niet langer in verband met een of andere vorm. Dit is de terugkeer naar de eenheid van ons Zelf als Gods éne Zoon, Christus: “Vereenzelvig je met liefde en je bent veilig. Vereenzelvig je met liefde en je bent thuis. Vereenzelvig je met liefde en vind jouw Zelf” (WdII.5.5:6-8).

Wanneer je denkt over de aard en oorsprong van de stem die Helen hoorde moet je in aanmerking nemen het non-dualisme principe van de Cursus en het doel ervan: het tot ons bewustzijn terugbrengen van onze eenheid met de vormloze Liefde van God, waar we nooit werkelijk van afgescheiden zijn – “een Eenheid die als Eén verbonden is” (T25.I.7:1). Een stem is specifiek; een historische persoon is specifiek. Daarom is zonder kwalificatie zeggen dat de stem die ze hoorde de stem van de historische Jezus was, het verdraaien en ernstig verzwakken van de diepe en radicale boodschap van Een cursus in wonderen. Bovendien moet, in het licht van de bijbelse wetenschap, een onderscheid gemaakt worden tussen de historische Jezus en de verslagen van zijn leven en boodschap in de bijbel. De conclusie die door een significant aantal geleerden getrokken wordt is dat deze verslagen niet nauwkeurig zijn. Daarom weten we feitelijk heel weinig over de historische persoon. In de Cursus corrigeert Jezus een groot aantal uitspraken en leringen uit het Nieuwe Testament die aan hem werden toegeschreven. Daarom kan veilig gezegd worden dat de Jezus van de Cursus niet de versie van hem uit het Nieuwe Testament is. Zijn boodschap in de Cursus verschilt heel duidelijk van die in het Nieuwe Testament. Zie bijvoorbeeld: “Verzoening zonder offer”(T3.I) en “De boodschap van de kruisiging” (T6.I), waar hij ons vertelt wat zijn boodschap werkelijk is. Er zijn er veel meer. Andere vragen van deze service spreken hier ook over; bijvoorbeeld V#473(ii) en V#505 .

Wat Helen ‘hoorde’ was dus een afspiegeling van de vormloze Liefde van de Hemel, in een vorm waartoe een deel van het Zoonschap zich kan verhouden en die het als liefdevol kan herkennen. Vele andere vormen zijn mogelijk (H1.4:1-2). De liefde die tot de Cursus inspireerde is alles wat waarlijk genezend is. En ons uiteindelijk met die liefde identificeren is het doel van ons werk ermee. De vorm die bekend is als Een cursus in wonderen is louter een leermiddel; dat kunnen we, als we ons er prettig bij voelen, gebruiken om ons te helpen het punt te bereiken waarop we beseffen dat de liefde die deze cursus inspireerde alles is wat werkelijk is in onze denkgeest. Jezus weerspiegelt dat voor ons, totdat we het als onze eigen identiteit kunnen aanvaarden: “En zo heb jij je met mij verenigd, dus wat ik ben, ben jij eveneens” (WdII.14.2:3). Dit is de aanvaarding van de Verzoening, het ongedaan maken van ons geloof dat afscheiding van God mogelijk is en waarlijk gebeurd.

Voor verdere studie kunnen we aanbevelen: Hoofdstuk 17, ‘De werkelijkheid van Jezus’, uit Een leven geen geluk, en Hoofdstuk 6, ‘The Savior – Jesus’, uit All Are Called, Vol. 1 van The Message of A Course in Miracles.

Miracles in Contact Facebook Page  Miracles in Contact YouTube Page  Miracles in Contact Instagram Pagina